Drie
Er druipen woorden van lof en ontferming uit haar mond over mijn hals. Want zij is het haardvuur dat je handen verwarmt en je vijanden verteert. Ze is fluweel en vlijmscherp, ze is zachte adem en een steek in je rug.
Want wie er tegenover haar durft op te staan, keert waarschijnlijk niet terug.
Zij mijn bloed en mijn wijn.
Mijn dolk en mijn mantel.
Mijn ring en mijn wandel.
De schoot waarin ik rust, en de vrouw die ik kus.
Want ze is als kristal. Als parelend zweet rond je hals.
De richels voor haar schouders die ik met zorgvuldigheid beroer.
Het zijn vingertoppen glijdend over oppervlaktes die ons beiden laten merken dat we zijn.
Ik verwacht niks van je, en jij niet van mij.
Laat me zijn, laat me breken en wreken. Laat me zien en horen.
Lief, ik wil aanschouwen hoe jij je pad dwingt voor jou te buigen.
Je bent prachtig,
Bloedmooi, wil ik jou naast me, want jouw tempo valt mij niet lastig.
Bloedmooi, wil ik jou naast me, want jouw tempo valt mij niet lastig.
Reacties
Een reactie posten