De zuilen der tempel
Gesluisd, gefluisterd en zonder stempel.
Geduid, vergruisd nu onder drempels.
Bewaakt bewogen, maar dieper dan eenzaam.
Verjaard, verstoten waar ziektes dan heengaan?
Zal ik je kwijtraken of zijn we gedoemd tot de huid nog aan toe?
Wonderen, wolken en mooier dan nooit.
Woorden, gewogen en dieper dan ooit.
Gevleugeld, gesponnen en dichter dan adem
Gevochten, gewonnen en niemand verlaten.
Ik mis nog altijd de dingen die we nooit uitspraken.
Vandaag, gevlochten in golven.
Vertraagd, verzocht en verzwolgen.
Dobberend door gedachten en wensen.
Diepgaande machten en mensen.
Ben ik waar ik naartoe wil gaan in deze aarde, nog steeds mijn bestaan?
Draaiend, nooit stoppend tikken.
Draagvlak gedoemd en verlichtend
Slik ik in wat er aan hoop wil ontsnappen
Sijpelt er uit, wat je niet kan behappen
Ik ben de chaos in de ochtend.
Ik ben het slotlied van je treinreis.
Gefilterd in gespoorde tranen.
Geverfd in gegoten banen.
Het wakker worden in vretend verlangen.
Het wakend zorgen integer verbannen.
Zal ik je koesteren als we weer thuis zijn, dat de wind je nog vangt?
Wacht op de donderslag van de nacht.
Wandel mee met de regen, oppervlak.
Ik mis je vingers over mijn jas.
Ik mis het liggen in het gras.
Zal je de woorden uit jonge liefde niet meer tegen me zeggen?
Vlucht, het water is soms dieper dan de hoop.
Terug, het later is soms killer dan de stoot.
Drijf, wees een lichtbaken in de storm.
Blijf, wees zichtbaar in de droom.
Zijn we kwijt, aan onze jeugd in het zand aan de zee?
Doelloos, meningen verstikken.
Broeddoos, zeveren wegpikken.
Sla open, wat er aan hoofdstukken te veroveren valt.
Sla dicht, wat er dan onmogelijk te breken is.
Ik ben de chaos in de ochtend.
Ik ben het slotlied van je treinreis.
Geduid, vergruisd nu onder drempels.
Bewaakt bewogen, maar dieper dan eenzaam.
Verjaard, verstoten waar ziektes dan heengaan?
Zal ik je kwijtraken of zijn we gedoemd tot de huid nog aan toe?
Wonderen, wolken en mooier dan nooit.
Woorden, gewogen en dieper dan ooit.
Gevleugeld, gesponnen en dichter dan adem
Gevochten, gewonnen en niemand verlaten.
Ik mis nog altijd de dingen die we nooit uitspraken.
Vandaag, gevlochten in golven.
Vertraagd, verzocht en verzwolgen.
Dobberend door gedachten en wensen.
Diepgaande machten en mensen.
Ben ik waar ik naartoe wil gaan in deze aarde, nog steeds mijn bestaan?
Draaiend, nooit stoppend tikken.
Draagvlak gedoemd en verlichtend
Slik ik in wat er aan hoop wil ontsnappen
Sijpelt er uit, wat je niet kan behappen
Ik ben de chaos in de ochtend.
Ik ben het slotlied van je treinreis.
Gefilterd in gespoorde tranen.
Geverfd in gegoten banen.
Het wakker worden in vretend verlangen.
Het wakend zorgen integer verbannen.
Zal ik je koesteren als we weer thuis zijn, dat de wind je nog vangt?
Wacht op de donderslag van de nacht.
Wandel mee met de regen, oppervlak.
Ik mis je vingers over mijn jas.
Ik mis het liggen in het gras.
Zal je de woorden uit jonge liefde niet meer tegen me zeggen?
Vlucht, het water is soms dieper dan de hoop.
Terug, het later is soms killer dan de stoot.
Drijf, wees een lichtbaken in de storm.
Blijf, wees zichtbaar in de droom.
Zijn we kwijt, aan onze jeugd in het zand aan de zee?
Doelloos, meningen verstikken.
Broeddoos, zeveren wegpikken.
Sla open, wat er aan hoofdstukken te veroveren valt.
Sla dicht, wat er dan onmogelijk te breken is.
Ik ben de chaos in de ochtend.
Ik ben het slotlied van je treinreis.
Reacties
Een reactie posten