Ik hield van haar.

Ik hield van de tijd. Hoe ze mij wees op mijn eigen vergankelijkheid.
En pracht kon sijpelen, verlaat me.
Ze stelde me vragen. Onthield al mijn fouten, maar wou er nooit over praten.
Kerfde geruisloos groeven in mijn eigen ziel. 

Haar spel, nooit los altijd fel.

Ze schreef daken vol met puin, waar ze stond, was alles.
Beminde haar met dagen, veraf loom zonder ons dat we spraken.
Ze wil, maar leven brijzelt, ze geeft, onthemelt de twijfels.
Ik maakte ruzie. Dagen zonder haar waren niet houdbaar.
Hoe momenten zonder vreemd door grenzen gingen, handen haar of mij bedwingen.

Mijn spel vergaat, onthutselt.

Tijd hield van mij, verwachte de tij.
Zweef over gesleep, donker en hees. Verslond sluizen waar mijn geduld ontsteeg.
Paralel zijwaarts, wij zijn onszelf. Sluip licht alle sluitingen, verbind ons gewelf.
Verorber, schoonklagen, aandragen, tastbaar maken.
Slijpsteen steun kreungewerf, splinterteef, tijdloze gleuf, scheef.


Reacties

Populaire posts