Bovendrijven

Het zijn splinters, het zijn allemaal flitsen. Al de dingen in mij, die ik niet wil verkwikken.
De scheuren in het dakgewelf, hier op de bodem. Spiegelt het aan al het oppervlakkig gekronkel.
Elke scherf roept mijn naam, een mozaiek van pijn en sporen.
Ik hoop soms dat ik het niet ben. Dat de man op het land iemand anders is, dan hij die woont op de bodem van het meer.
Geen lijnen, paden of grenzen die mij ergens bij betrekken. Geen muur of regen van zwavel die beweging eist.

Druppels, liters aan geluiden, daaronder heb ik me begraven. Emmers vol, prikkels en geuren, bedolven in het blauw.
En toch bloed ik, toch zucht ik. Heb ik vragen wat ik moet, wat de donkere leegte voor zin heeft als maar de helft adem mag halen.
Verbrijzeling begint een voordeel te lijken. Gebrek aan ervaring stelt teveel vragen over de lijken.
Het eeuwige in mij is kwijt, althans dat zegt hij. De plek waar hij hoort is een scheur in de grond geworden.
Onverenigd zucht het drijvende voort, kalmeert het ene waaraan het andere zich stoort.

Het stopt nooit met waaien, en nooit is prachtig. Plat op het water, daar vind ik mezelf

lastig.

Reacties

Populaire posts